2Ó2
DE KONINKLIJKE BIBLIOTHEEK.
en
Ook in dit opzicht zijn in de laatste jaren groote
verbeteringen tot stand gebracht. Het is nog niet zoo
heel lang geleden, dat een niet al te ruim vertrek op
de eerste verdieping ter zelfder tijd als bureau en Leeszaal
dienst deed. Bij de ramen waren de schrijftafels van
onderbibliothecaris en amanuensis; tusschen die ramen
een kastje, dat den alphabetischen catalogus van het
Recht bevatte, terwijl op het kastje enkele standaard
werken als Jöcher's Gelehrten Lexicon voor het publiek
ten gebruike waren neergezet. Tegenover de deur een
andere, grootere kast, waar het overige van den catalogus
was opgeborgen. In het midden een langwerpige tafel
met een groen kleed, waar hoogstens 15 a 20 bezoekers
plaats konden vinden, ten minste als de kachel niet te
hard brandde, want deze stond in de onmiddellijke
nabijheid der tafel. Dat was de zeker niet Koninklijke
inrichting, waarmede men zich jaren en jaren heeft moeten
behelpen. Toch duurde het noch geruimen tijd vóór de
behoefte naar verbetering zich deed gevoelen, want
vóór circa 25 jaren was het bezoek nog niet druk.
Gemoedelijk kon het daar in die kleine kamer toegaan.
Enkele bezoekers behoorden tot de stamgasten en kwamen
gaarne eens naar de nieuwe aanwinsten onderzoek doen.
Die stamgasten kenden elkaar en het geheele personeel
der Bibliotheek, en als van zelf vervulde de Leeszaal
meermalen de rol van societeits-lokaal, waar allergezelligst
over het nieuws van den dag, over een belangrijk tijd
schriftartikel of brochure, over belangrijke nieuwe boeken
gekeuveld werd. Maar het kwam ook wel eens voor,
dat een der andere bezoekers door dien vriendschappelijken
kout in zijn studie gehinderd werd en boos wegliep. In
die dagen had men onder de bezoekers ook zeer eigen
aardige typen. Daartoe behoorde een persoon, die een
betrekking had aan een der kerkhoven, en dagelijks