269
HET MUSEUM MEERMANNO-WESTREENIANUM.
slechts twee dagen in de maand daar aanwezig behoeven
te zijn.
Een andere bepaling van het testament levert het
bewijs dat de stichter trotsch was op hetgeen hij had
bijeengebracht; deze bepaling schrijft namelijk voor, dat
er niets mag worden aangekocht of vervreemd. De collectie
moet blijven, zooals de stichter haar naliet, om nog na
zijn dood getuigenis te geven van de moeite en de
zaakkennis, welke aan het bijeenbrengen dezer verzameling
waren ten koste gelegd.
In November 1848 was baron van Westreenen over
leden, maar het duurde nog tot September van het volgende
jaar vóór de toenmalige Bibliothecaris der Koninklijke
Bibliotheek als hoofdbestuurder van de nieuwe stichting
zijne functies kon aanvaarden. De vertraging vond haar
oorzaak in een geschil tusschen de ministers van Finantiën
en van Binnenlandsche Zaken over het betalen van de
zoogenaamde collateraal-gelden, of zooals wij zouden
zeggen de van de nalatenschap verschuldigde successie
belasting. De eerste der beide genoemde hooge staats
ambtenaren vorderde de betaling dier gelden, terwijl de
tweede van oordeel was dat de toestand der nalatenschap
die uitbetaling niet gedoogde. Eerst nadat de Koning
machtiging had gegeven de erfenis te aanvaarden kon
de heer Holtrop als hoofdbestuurder optreden. Evenwel
het gebouw moest eenige noodzakelijke veranderingen
ondergaan en de verzamelingen geschift en geordend.
Ofschoon de hoofdbestuurder, daarin door den heer
Campbell ter zijde gestaan, al zijn beschikbaren tijd aan
het ordenen van het nieuwe museum wijdde, konden de
verzamelingen eerst 7 October 1852 voor het publiek
toegankelijk worden gesteld.
De daartoe ingerichte bovenzalen van het door baron
van Westreenen bewoonde huis, waren voor het tentoon-