290
nog veel later valt de bloei van
Tetroode stilstond, dan is dit
minder
aan de
IETS OVER DEN HAAGSCHEN BOEKHANDEL, ENZ.
Toch werd de man steeds gesteund. Hij zelf publiceerde
lijsten van zijn weldoeners, waaronder de leden van het
Oranjehuis natuurlijk steeds de eerste plaats innamen.
Zijn weduwe, die naar het schijnt haar echt
genoot in alles volgde plaatste bij zijn dood eene
advertentie van 25 regels, te lang om geheel te citeeren,
waarin zij o.a. zegt, dat hij stierf met het gebed op de
lippen: „Et dimitta nobis debita nostra sicut et nos
dimittimus debitoribus nostris”. Hetgeen overgezet zijnde
beteekent: En vergeef ons onze schulden enz. Uiteen
wereldsch standpunt was dit eene vrij gemakkelijke
liquidatie.
Als ik zoolang bij van
om het beeld van deze Haagsche figuur
bekend als boekhandelaar dan als mensch
vergetelheid te ontrukken.
Want veel belangrijken was b.v. het optreden van
J. L. van der Vliet, als letterkundige bekend onder den
naam van „Boudewijn”, omstreeks 1845. Hij begon onder
zijne eigene redactie „De Tijd” uittegeven en verspreidde
zelfs het prospectus van een viertaligen Bijbel, van welke
uitgave, voor zoover ik weet, nooit iets kwam.
Wat later, op 5 December 1849, trad de bekende
Dr. Wap voor korten tijd in de rijen der uitgevers op,
met zijn tijdschrift „Astrea”. Dat tijdschrift stierf spoedig,
maar Dr. Wap was nog jaren lang een figuur in den
Haag, dichtend bij elke gelegenheid, vurig katholiek
kunstbeschermer, altijd vol, te vol misschien van enthou
siasme voor alles wat schoon was en goed. Buitendien
’n geestig man; een van die menschen, die God nu en
dan op aarde schijnt te zenden om ons het knarsen van
het loome raderwerk der maatschappij minder te doen
hooren.
In dienzelfden tijd en