IETS OVER DEN HAAGSCHEN BOEKHANDEL, ENZ.
295
koopen, en
hij: „Mogt ik in deze Catalogus de zaken niet allen op
de regte plaats gebragt hebben, zooals het behoort,
gelieve dan in aanmerking te nemen, dat ik geen bras
penning aan onderwijs gekost heb”. Ook zijn noten zijn
vrij curieus. Bij No. 22, een bekend achttiende-eeuwsch
boek over het Crimen nefandum” staat: „Hierin de
eerste Hollandsche uitvinders van genoemde zaak”. Bij
No. 547, een handschrift over Almelo, vindt men de
vrij curieuse noot: „Dit zou ik beter beschrijven, wanneer
ik meer bibliografische kennis dan rumatiek had”.
Ook hield hij veilingen, eene in Aug. 1877 en eene in
Januari 1878, die echter op niets uitliepen. Na deze
mislukking vertrok hij naar Amsterdam.
Zijn broeder, Jozef Blok, thans reeds een bejaard man,
is de type van eenvoudige fatsoendelijkheid. Elkeen, die
hem kent, houdt gaarne een praatje met Jozef, die,
zonder zijn semitischen afkomst te verloochenen, altijd
soliede is geweest. Vroeger toen hij in zijn kracht
was was hij een werkelijke steun op boekenveilingen.
Hij ontzag zich niet, om voor honderden guldens te
een elk wist, dat Blok goed er voor was.
Een heel ander soort van handelaars, maar niet minder
soliede en braaf, zijn de Grenade’s, in de laatste jaren
Garnade’s”. Veel minder ondernemend, hebben zij een
clientèle onder het ernstige publiek en onder de scholieren
van Burgerschool en Gymnasium, die tweedehands boeken
zoeken.
Mijn oudste souvenirs aan den boekhandel hangen
samen met het koopen voor enkele stuivers zakgeld
van eenig oud boekje bij den ouden Grenade, die toen
op de Paviljoensgracht woonde, dicht bij, waar nu Spinoza
troont, naast „Neus aan de ketting”, ook al een Haagsch
type, den toen ter tijd zeer bekenden chef van een
leesinrichting van dagbladen.