„Mijne Heeren De Eeuwen, zij kunnen niet zwijgen van den Roem dezer Zaal” J. Alberd. Thijm. ENKLE BLADZIJDEN UIT DE GESCHIEDENIS DER GROOTE OF HOF-ZAAL. „U zij mijn groet, o Ridderlijke Zaal „Van vroeger glans, nog schemerende straal! „Zoo schitterend blijk van vorstelijke gunst, „Van ongesmeekte en toch verheven kunst, „Waarop een ?euw van heldenkracht mag roemen, Die ’t ons behaagt, barbaarsch en woest te noemen „Zoo waart Gij, in der tijden donkren nacht, „Van ’s-Gravenhaag, de glorie en de pracht. „Gij blijft, o Zaal, met uw eenvoudig schoon, „Het Keurgesteente in ’s-Gravenhage’s kroon!” A. Beeloo (1842) „Wederom ben Ik in Uw midden verschenen, om, „ditmaal voor het eerst in deze oud-Grafelijke Zaal, de „gewone zitting der Staten-Generaal te openen”. Het waren deze woorden, waarmede den aosten September j.l. H. M. de Koningin hare troonrede begon, en voor het eerst, na gedurende bijna meer dan twee eeuwen voor allerlei ondergeschikte doeleinden benut te zijn,

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1905 | | pagina 311