ENKLE BLADZIJDEN UIT DE GESCHIEDENIS, ENZ.
305
20
Het verschil in stand dezer torens, blijkt o.a. bij de aan
sluiting tegen de topgevel-afdekking, waarvan de horizontale
overgang in lengte ter weerszijden ongelijk is.
daartoe met eene gekanteelde borstwering en met een
gemetseld en overdakt waak-huisje op elke zij-pijlaerne
zijn voorzien. Zie nevensstaande afbeelding.
De beide eind-gevels één steen zwaarder dan de
zijmuren der Zaal, namelijk 1.50 M1., zijn als topgevels
opgetrokken ter afsluiting der kap-ruimte en volgens het
beloop der dakhelling schuin afgedekt.
De westelijke eind- of voorgevel is besloten tusschen
twee ronde trap-torens (de noordelijke van 4.40 M1.
buiten- en van 2.70 M’. binnen-diameter endezuidelijke
van 4.20 M1. buiten-diameter), in ongelijken stand ten
opzichte van dien gevel, want terwijl de noorder-toren
1.52 M1. vóór den zijgevel en 1.35 M1. vóór den voor
gevel uitkomt, springt de zuider-toren slechts 0.82“ M1.
vóór den zijgevel en slechts 1.18 M1. vóór den voorgevel
uit x); bovendien ligt bij den noordelijken toren, de Zaal
deur in den daartoe schuin opgemetselden Zaal-hoek,
terwijl deze bij den zuidelijken toren in het voorgevel-
vlak ligt. Beide torens, met leispitsen gedekt, hebben
eene hoogte van ruim 30 M1. boven het Kasteel-plein en
staan door een smalle gang, breed slechts 45 cM. en hoog
1.90 M1. in de dikte van den voorgevel, even onder het
roos-venster op 7.40 M1. zaalvloer uitgespaard, met
elkander in verbinding; drie buiten- en één binnen-spleet,
in de muurdikte aangebracht, voorzien die nauwe gang
van lucht, licht en tocht. Eene spiltrap van gehouwen
steen geeft in den noorder-toren van af de kelderverdieping
toegang tot de Zaal, in den daarneven gelegen aanbouw,
tot genoemde verbindings-gang en tot de goot en weer
gang aan die zijde; de spiltrap in den zuider-toren begint