306
ENKLE BLADZIJDEN UIT DE GESCHIEDENIS, ENZ,
eerst ter hoogte van het Kasteel-plein en loopt nu
slechts door tot in de Zaal en tot op de tribune; beide
toren-trappen, nu door deuren van buiten af toegankelijk,
misten echter oorspronkelijk dien buiten-toegang. Voor
den breeden hoofd-ingang in dezen gevel, voorzien met
zware eikendeuren aan gesmeede hengen afgehangen en
met een overgroot aantal taersen of spijkers met zware
koppen voorheen beslagen, lag, een paar treden lager dan
de Zaal-vloereen breed bordes, ter weerszijden met de
noodige traptreden en langs de voorzijde met eene
borstwering of schutmuur gesloten. Eene dakvormige
overdekking op eenige kraagstukken rustend en vooruit
springend, beschermde aanvankelijk dien hoofd-ingang,
wier dubbele deur bovendien 65 cM. binnen het gevelvlak
lag; reeds vroegtijdig echter werd die overdekking
vervangen door een buiten-portaal, de geheele bordes-trap
omsluitend en aan de voorzijde gesloten, en dat portaal
later nog met eene boven-verdieping voorzien, dekte
toen een groot gedeelte van den Zaal-gevel en werd de
oorzaak, dat de ramen bezijden den hoofd-ingang in de
XVIde eeuw werden dichtgemetseld.
Een groot roos-venster, in de rekeningen „de groote
Spiegel” of „de groote ronde O” genaamd, was in de
as van den voorgevel boven den hoofd-ingang aangebracht
en bij een binnen-diameter van 5.20 M1. in gebakken
steen omlijst en gevat. Van wege zijn groote afmeting
en hoogen stand (de as van dit roos-venster toch ligt
op 12.80 M1. Zaal-vloer) was het ten allen tijde, doch
vooral nadat de Zaal door aanbouwingen eindelijk bijna
al haar ramen gedicht zag, haar voornaamsten lichtgever.
Boven die roos waren in den topgevel in de bovenste
sier-nis een paar z.gn. quatre-feuilles of vierblad-rozetten
opengehouden ter luchtverversching en voor ’t geval
de schouw eens mocht rooken, doch aangezien de duiven