ENKLE BLADZIJDEN UIT DE GESCHIEDENIS, ENZ.
3°9
regelmatige afstanden versterkt. Blijkens de rekeningen
heeft men echter in het jaar 1395 die gemetselde midden
stijlen en bogen vervangen door stijlen en dorpels van
Drakenfelder-steen en kregen de ramen den kruisvorm.
Daar hun onderdorpels op 1.50 M'. Zaal-vloer zijn
gelegen en de borstwering 62 cM. binnen het muurvlak
der Zaal terugspringt, is die ruimte benut en mgericht
tot twee gemetselde zitjes, door een opstap gescheiden,
en beiden met eene eiken plaat gedekt. Behalve ter plaatse
der bovengenoemde aanbouwingen, miste ook het opvolgend
zuidelijk muurvak een groot venster, dit muurvak toch,
ter breedte van 2.60 M open gehouden, en bovendien
nog 80 cM. uitgebouwd en geheel overboogd, was aan
de buitenzijde gesloten, met een dunnen muur en een
klein venster en blijkbaar bestemd tot trijdzoer. Een
zwaar en betrekkelijk laag plint, dat merkwaardiger
wijze in hoogte ligging volstrekt niet overeenstemt met
den Zaal-vloer, maar F.54 M1. lager ligt en dus van buiten
de scheiding van Zaal en kelder niet aangeeft, loopt
rond het gebouw met zijn beide torens en pijlaernen en
is met afgeschuinde blokken gehouwen steen afgedekt.
Enkele kleine vensters boven dat plint aangebracht, dienen
tot verlichting der beide kelders, waartoe twee halfrond
overboogde doorgangen met trappen van buiten toegang
geven. In eiken steunbeer is tot uitloozing van het
water uit de goten (want vergaarbakken met afvoer
pijpen gebruikte men in de XHIde eeuw nog niet) een
eenvoudige zandsteenen spuwer ingemetseld, die van at
9.60 M. straat bij stortregens soms een soort
waterval ten besten gaf; de weergang rustte, behalve
op de tusschen de pijlaernen geslagen vooruitspringende
segmentbogen, welke aan de zijmuren der Zaal van boven
kracht en schaduw tevens gaven, op een paar uitgetande
lagen en was voorzien met eene gekanteelde borstwering,