3i8
ENKLE BLADZIJDEN UIT DE GESCHIEDENIS, ENZ.
rust, eene muurplaat ten overvloede in elk spant-vak
gesteund, zoowel door twee ietwat uitgezaagde korte
eiken muurstijlen, stantsoenen, staande op steenen kraag-
stukjes, als door enkle uitgemetselde lagen. Halverhoogte
der kap-beenen is aan beide zijden der bekapping nog
eene dubbele tusschen-gording gelegd, door korte boog
vormige schoor-stukken ondersteund, mede op gebeeld
houwde neuten rustend. Door middel dier beide gordingen
en van de muurplaat is de vaste stand der groote spanten
verzekerd en zijn tevens de steunpunten aanwezig voor de
reeks oplangers, waarop ter weerszijden de dak-bedekking
genageld is.
Daartoe werden op de blokkeels ingekeept en op de
zijmuren gelegd twee doorgaande eiken sloven, zwaar
22 bij 27 cM., en daarop kruiselings ingelaten bij eiken
oplanger evenals bij de gordingen een eiken ligger,
waarin die oplanger werd opgesloten. Die oplangers,
zwaar 18 bij 23 cM., lang elk 20.50 M1., loopen van af den
kap-voet door tot in den nok-balk en vergaren zich daar
op 25.30 M1. Zaal-vloer twee aan twee in elkaar.
Tot steun van het bovengedeelte dier oplangers werd
op eiken bint-balk nog een makelaar met karbeels geplaatst,
daarover heen gelegd een ter volle kap-lengte doorgaande
balk, waarop de hanebalken der over elkaar staande
oplangers rusten, terwijl een tweede kortere hanebalk
nog den top dier oplangers versterkt.
Onder eiken oplanger plaatste men voorts, staande
op de muurplaat en op de gordingen, drie eiken stijlen
of mannetjes, zwaar 13 bij 23 cM. en respectivelijk
lang 2.10 M1., 0.86 en 1.60 M1., waardoor men aan de
beide bekappings-zijden eene drievoudige reeks naast elkaar
staande mannetjes verkreeg, welke door hun vrijen en
loodrechten stand de groote schuine dak-vlakken eigenaardig
onderbreken, daaraan diepte en schaduw geven, de