ENKLE BLADZIJDEN UIT DE GESCHIEDENIS, ENZ.
327
werd hij geleid uit zijne kamer op de bovenste verdieping
van het Rol-gebouw, alwaar hij van af den apsten Augustus
1618 reeds gevangen had gezeten tot in d’audientie op
de rolle van ’t Hof, en nadat hij op een Spaansche stoel
had plaats genomen, las de Sekretaris, Pots, hem het
vonnis voor, eindigende met de woorden „en condemneren
hem mits dezen, gebracht te worden op ’t binnenhof, ter
plaetse daartoe bereidt, en aldaar geëxecuteert te worden
met den zweerde, dat’ er de doodt na volght; en verklaeren
alle syne goederen geconfisqueert”. „Is dit het loon voor
drie en veertigh jaren dienst, dien ik den Lande gedaen
heb?” vroeg Oldenbarnevelt. Doch rechter Vooght, stondt
op zeggende: „uwe sententie is gelezen, voort! voort!”
en leunend op zijn stoksken en gesteund door zijn
trouwen dienaar, ging de grijze advocaat uit die audientie-
kamer, de trappen af en de Groote Zaal door, gevolgd
door een paar hellebardiers, daarop door den hoofd-ingang
naar het trapbordes, om van daar door een der uitgenomen
vensters zijn schavot te beklimmen, alwaar de beul van
Utrecht hem reeds wachtte. „Het was toen omtrent ten
negen uuren en daer er niet één stoel of kussen was om
te knielen, knielde hij neder op de bloote planken voor
een laatste gebedt, stondt op, begost zich zelven met
behulp van zijn’ dienaar ’t ontkleeden, zijn tabbaerdt
uittrekkende, zijn kraagh afdoende, zijn wambois met ’er
haest ontknoopende, keerde zich daarop tot het volk, en
zei: „Mannen, gelooft niet dat ik een landtverrader ben,
ik heb opregt en vroom gehandelt, als een goedt Patriot
en die zal ik sterven”. Daarop vroeg hij zijn slaapmuts
van violet fluweel, zijn dienaar zette hem die op het hooft;
met van ouderdom bevende handen trok hij ze voor zijn
oogen, zeggende: „Heere, zyt my, uwen armen zondaer
genadighknielde neer voor zijn zandhoop en ’t zwaard
verwachtende, zeide hij: „maak het kort! maak het kort!