336 ENKLE BLADZIJDEN UIT DE GESCHIEDENIS, ENZ. en nu te kwaad begon te verrotten, te meer daar de dubbele niemand zich bekreunde, tot wier behoud van jaar tot jaar hulp eindelijk zelfs eenigermate de Maatschappij ter Bevordering der Toonkunst in de Zaal gegeven. Trouwens de Zaal, zij werd inderdaad ook steeds meer ongeschikt tot feest- of vergader-zaal. Het onderhoud toch van haar leijen dak, van haar dak vensters en goten werd schromelijk verwaarloosd, met dat gevolg, dat de kap bij wijze van waarschuwing zoo hier en daar begon te lekken, en dat het muurwerk begon in te wateren. Doch op die waarschuwing lette blijkbaar niemand, de lekkages werden dus grooter en veel- vuldiger en de Heeren van het Hof en het publiek, dat ter rechtzitting kwam, was verplicht, als ’t regende, met eene parapluie boven het hoofd, door de Zaal te gaan. Men bromde wel, maar lang niet zoo luid als men dat nu zou doen; eindelijk echter werd er eene voor ziening genomen, eenig in haar soort, want in plaats van de oude bekapping te herstellen en lekvrij te dichten, plaatste men nu in de Zaal een doorloopend afdak van wat plankhout, waaronder men vrij van drup of straal bleef, en men hakte ten overvloede nog eene geul of goot in de steenen bevloering, opdat het binnenstroomend hemelwater ten hoofd-ingang uit kon stroomen. En dit alles vond plaats in de jaren 1850—1860, in ’s Konings Residentie, in de Groote oud Grafelijke feest-zaal op het Binnenhof, onder het onmiddellijk oog der Regeering, door haar eigen ambtenaren en voor ’s Rijks kosten Typischer kon het wel niet. Was het wonder, dat de oude kap, waarom niemand iets deed, dat deze behoevender, slechter bouwvallig werd? Was het wonder, dat de ondereinden der zware kapbeenen, dat de muurplaten, dat de boven zijden der oplangers, dat dit alles het kreeg en

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1905 | | pagina 354