ENKLE BLADZIJDEN UIT DE GESCHIEDENIS, ENZ. 339 Doch een veel grootere ramp nog bedreigde het geheele Binnen-hof, den rsten November 1863 toch, was door de Kamers aangenomen eene wet, die verscheen in het staatsblad no. 129, waarbij bepaald werd: „dat, om het grondwettig verbond van het Stamhuis van Oranje met het Nederlandsche Volk, waartoe de grondslagen in November en December 1813 gelegd zijn, op eene waardige wijze te doen herdenken, een Paleis voor de Vergaderingen van de beide Kamers der Staten-Generaal te ’s-Gravenhage, van Staatswege zal worden opgerigt.” Om aan die wet gevolg te geven, werden nu door Minister Thorbecke, den 27Sten December 1864, Neder landsche en vreemde bouwkundigen uitgenoodigd, hunne denkbeelden omtrent de inrichting van zoodanig gebouw te doen kennen, met overlegging van plannen welke aan de daartoe gestelde voorwaarden mochten voldoen. Bij de prijsvraag, toen uitgeschreven, werd als plaats voor dat Paleis aangewezen, de west- en de noord-zijde van het Binnen-hof, namelijk van af den Hof-cingel het Departement van Buitenlandsche Zaken met het Basse cour, het Geheele Stadhouderlijk kwartier met zijn poort en hoek-toren, de Zaal der Gecommitteerde Raden, de Zaal der Eerste Kamer, de Hof-kapel, de Troon-zaal, de Staten- Zaal en al de verdere gebouwen langs den Vijver tot aan het Maurits-huis toe. Het geheele terrein door die historische gebouwen ingenomen werd beschikbaar gesteld, en al die gebouwen zelve, zij mochten zoo noodig verdwijnen ten behoeve van dat Paleis, „alleen de Zaal der Tweede Kamer moest in stand blijven, de gemeenschap van het Buiten- en Binnen-hof voor voetgangers en rijtuigen behouden blijven en naast de noord-zijde der Groote Zaal de openbare weg eene breedte verkrijgen van 20 Ned. Ellen”. Wat er van het oud-Grafelijk Kasteel, zooals dit was

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1905 | | pagina 357