ENKLE BLADZIJDEN UIT DE GESCHIEDENIS, ENZ. 35° t) In deze vergadering werd van wege de Academie eene Commissie benoemd, bestaande uit de Heeren C. Leemans. R. C. Bakhuizen van den Brink en M. de Vries, om in overleg met den Heer N. W. Rose de Grafelijke rekeningen voor zooveel zij op de Zaal betrekking hebben, nader te onderzoeken en hunne bevinding medetedeelen, welke mededeeling echter nog altijd moet plaats hebben. waardevol rapport uitbracht in eene vergadering der Koninklijke Academie van Wetenschappen over den toestand der Groote Zaal, en dat W. N. Rose s rapport aan den Minister van Binnenlandsche Zaken verscheen. In de Gids van 1861, deel II, bl. 524, gaf P. J. B. A. Robidé Van der Aa onder den naam Robrecht van Peene zijn pittige bijdrage„Een Minister en zijn Bouwmeester,” in de Kamer verslagen over de behandeling van de begroeting van Binnenlandsche Zaken nam de Groote Zaal in die jaren een groot deel van het debat in, en in de verslagen van de Koninklijke Academie van Wetenschappen en in die van het Instituut van Ingenieurs vind men opgenomen de voordrachten door den bouwmeester W. N. Rose in de vergaderingen dier beide lichamen toen gehouden. De Vereeniging ter Beoefening der Geschiedenis van 's-Gravenhage, gaf vervolgens in 1863 in het eerste deel harer Mededeelingen, eene hoogst belangrijke studie over het Grafelijk kasteel, vervat in het stuk: ’s-Graven hage onder de Regeering der Graven uit de huizen van Holland, Henegouwen en Beijeren,” eene studie geheel en al gebaseerd op hetgeen daaromtrent uit de rekeningen was gebleken. In 1879 eindelijk, verscheen bij H. C. Susan, het groote werk van Arnold Ising: „Het Binnen-hof te ’s-Gravenhage,” verduidelijkt door een 20-tal met zorg uitgevoerde plateneerst in dit werk, opgedragen aan Koning Willem de Derde, is de Groote Zaal eindelijk

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1905 | | pagina 368