ENKLE BLADZIJDEN UIT DE GESCHIEDENIS, ENZ.
353
23
vormde het coken- of keuken-hof, dat met eene eigen
poort en brug, die coken-poirte en coken-bregghe toegang
had tot de over de binnen-gracht gelegen tuin- en bleek-
gronden, later ten deele bebouwd en door eene buiten
gracht van den Pooten-weg afgesloten. In dat keuken-hof
met zijn bij-gebouwen was ’s Graven meyster-kok, die er
tevens woonde, de baes, hij had een onder-koeck en verder
personeel, zoo meiden als knechts tot zijn dienst en gebruikte
met goedvinden van 's Graven bottelier, niet zelden
’s zomers een der beide kelders onder de Zaal tot spijs
kamer, zoodra de bovengrondsche provisie-kamer hem
niet koel genoeg toescheen; overigens dienden die kelders,
althans de vóór-kelder, die daartoe een ruimen ingang
aan de zuid-zijde had, tot berging van de aemen rinschen
wijn en van de stucken of pipen roet wins en van de
soms honderde tonnen bier, per schip tot bij de Spoye
poirte aangevoerd en van daar kelderwaarts gebracht,
en door ’s Graven Rentmeester, welke dit alles had te
betalen, nu eens géboekt als Gruitbier, doch meesttijd,
als Hamburger en eerst later als Haarlemmer- of Delftsbier;
waarschijnlijk bevond zich ook in een dier kelders de
gematste (gemetselde) en steeds met versch water voor
ziene vis-cup, waarin de visch levend werd bewaard.
Op dit keuken-hof stond mede een groote born-put
onder een loyfe of afdak, opdat men zoodoende eenigermate
beschermd, met het op die put staande windaes den
emmer kon neerlaten, vullen en ophalen met het water,
dat van daar keukenwaarts werd gebracht, tot later
de keuken eene eigen put had; enkle groote linden dekten
van de Zaal uit gezien die dienst-gebouwen en het keuken-
gedoe, dienst-gebouwen, evenals de poort-huizen aan hun
zuid- en west-zijden met wijngaard begroeid en overgroeid;
reeds vroeg ook, in 1346 of zelfs vroeger nog, is er
sprake van eene strate op dit keuken-hof.