356
ENKLE BLADZIJDEN UIT DE GESCHIEDENIS, ENZ.
Gravin, aan de armen die zich daartoe aanmeldden, voedsel
of kleeding werd uitgereikt. Aan die zijde lag mede de
Vijver, toen nog rondom ommuurd, waarop men ging
spelevaren of watersteek-spelen hield. Toen het Grafelijk
verblijf echter in en achter de Groote Zaal in de XlVde
eeuw niet meer aan de vele behoeften en aan de grootere
weelde dier dagen voldeed, werden nu bij voorkeur langs
dien Vijver nieuwe kamers en nieuwe verblijven zoo
voor ’s Graven eigen gebruik als voor het steeds grooter
wordend hof-personeel aangebouwd, gebouwtjes echter
meerendeels vrij bescheiden en zelfs laag van afmeting,
zoodat ook aan deze zijde, het uitzicht van uit de Zaal
over den Vijver en op de duinen noordwaarts nog
grootendeels vrij bleef.
Tegen het eerste of westelijkste wand-vak der Zaal
was hier een uitbouw, die waarschijnlijk diende tot lavoir
of toilet-kamer, met een kelder er onder, die in verband
met den voor-kelder onder de Zaal tot bottelrije werd
gebruikt. Verder schijnt er aan deze Zaal-zijde een uitgang,
een voye met bordes en trap geweest te zijn, toegang
gevende tot het Kapel-hof, dat is tot den tuin tusschen de
Zaal en de Kapel, die door een muur van het voorhof
afgescheiden, diende tot verpozing en gerief der aan de
Kapel verbonden geestelijken en latere Kapittel-heeren.
welke in dien tuin zelfs een prieel, in de rekeningen
het papen-proeyel genaamd, hadden.
Toen evenwel ten behoeve van ’s Graven gezin en
personeel, de ruimte beoosten den kapel en het kapittel
huis steeds meer werd bebouwd, ging zulks ten koste
van het kapel-hof, dat eindelijk bovendien nog tot op de
helft werd verkleind ter wille van een vrije tuin of prieel
langs de Beijersche Kamers, een tuin, door een muur
toen van het kapel-hof afgescheiden, en sedert door hare
kaats-banen meest als het kaats-hof bekend. Bijna drie