36i
ENKLE BLADZIJDEN UIT DE GESCHIEDENIS, ENZ.
als ontvang-vestibule, en als wacht-Hal voor het Staten-
Kwartier behouden, waartoe over die nieuwe straat in
aansluiting met den vierkanten toren zelfs eene poort
met eene boven-galerij werd gebouwd, zoodat men nu van
uit de Zaal door den vierkanten toren en over die galerij,
de z.g. witte galderij, ging naar de Staten-vertrekken.
Aanvankelijk was de hoofd-ingang der Zaal, uitkomende
op het groote bordes van de dubbele trap voor haren
voorgevel, tegen wind en regen slechts voorzien met
een voorspringend dakje, bij guur weer te eer onvoldoende,
daar er uit de rekeningen volstrekt niet blijkt, dat zich
binnen de Zaal, vóór dien hoofd-ingang, nog een wind-
weer of tocht-portaal bevond.
Eerst in het jaar 1376 vond men goed dit te veranderen
en de 3.60 M. breede bordes-trap aftedekken met een
portaal. Langs de voor- of buitenzijde dier trap werd nu
ter lengte van 9.40 M. een zware muur opgetrokken,
met twee vensters tot licht en uitzicht op het bordes,
en op beide einden door een hooge spitsboog met den
Zaal-gevel verbondentusschen die bogen, dien voormuur
en den Zaal-gevel, werden twee kruisgewelven geslagen
en deze gedekt met een steenen vloer, aldus een terras
vormend, voorzien met eene gekanteelde borstwering,
dat dienst deed tijdens de feesten of steek-spellen, welke
op het plein vóór de Zaal af en toe plaats hadden; in
den noordelijken hoek van den portaal-muur daartoe
0.72 M. vooruitspringend, was eene spil-trap gemetseld,
van af het bordes toegang gevende tot dit terras.
Ter zelfder tijd schijnt men, ter wille van dit portaal,
de beide vensters ter weerszijden van den hoofd-ingang
meer naar de trap-torens toe verplaatst te hebben, het is
althans opvallend, zoo ver als die vensters uit de as
van dien gevel staan.
Reeds in 1383 besloot men de ruimte boven het