365
ENKLE BLADZIJDEN UIT DE GESCHIEDENIS, ENZ.
leeuw was uitgekapt. De ooievaars-nesten op het groote
dak, die in de XlVde eeuw, elk jaar met zorg door Jan
den Leijdecker werden nagezien en zoo noodig nieuwe
keperhouten en eijcken plancken kregen, ook zij verdwenen,
toen die zorg ophield en geen nieuwe keperhouten de
allengs verrotte vervingen.
Zoolang het Grafelijk kasteel nog als zoodanig bewoond
werd, behield het grootendeels zijn cachet en zijn karakter,
maar ter nauwernood was het van bestemming veranderd,
of het respect voor dat oude kasteel was verdwenen
elk der elkaar opvolgende besturen en Stadhouders
bouwde en verbouwde, elk in zijn eigen vleugels, nu naar
hartelust, zonder zich in het minst om het historisch
verleden te bekommeren, en ware gelukkigerwijze door
Karei de Stoute, Koning Willem’s eigen woon-vleugel
en eigen Zaal, de Konings-zale wel eens genoemd, niet
tot zetel aan het Gerechtshof toegewezen en sedert bijna
onafgebroken als zoodanig benut, dan zou er hoogstwaar
schijnlijk van de z.g. Grafelijke Zalen, dat wil zeggen
van de Groote Zaal met het aangrenzend Rol-gebouw
en bijbehooren, reeds sedert lang niets meer bestaan
hebben.
Dat hooge Gerechtshof, het voelde zich blijkbaar thuis
in die oude omgeving, het had blijkbaar respect voor
die groote Hal, zijn vestibule, want wat er voorheen
ook veranderd of verbeterd of verfraaid werd, dat Hof
vroeg blijkbaar geen verandering en geen verbetering;
in verloop van vier eeuwen toch, werd alleen de
Raad-kamer, sedert de zaal van de Lairesse. genoemd,
verbouwd, al het overige bleef bijna geheel onveranderd,
en noode, zeer noode, deed het eindelijk, nu vier jaren
geleden, afstand van zijn gebouw; inderdaad, dat Gerechts
hof, het heeft onbewust ons de Grafelijke Zalen doen
behouden, het heeft ze voor verdwijning gered.