367
ENKLE BLADZIJDEN UIT DE GESCHIEDENIS, ENZ.
een houten kroon, waerin de kaersen werden gestoken
er boven en met een tapijt op den gepaveijden vloer
er onder, terwijl ter weerszijden van dien haard nog
eene hooge zitbank stond met losse voet-schemels er voor.
Langs de wanden der zaal, ziende gemetseld en gevoegd,
doch later, o,a. in 1370 gewit, en, als het herbergh was
of als het Hof was in den Haghe, dat wil zeggen, als
de Graaf er was, met tapijten ter halve hoogte behangen,
langs de wanden waren nog vaste zitten, behalve die
in de muurdiepte voor de vensters aangebracht, en stonden
hier en daar tevens vaste tafels. De vloer der zaal,
oorspronkelijk met gebakken estrikken gepaveijd, werd in
1395 met witachtige Belgische vloer-tegels door een
steenhouwer uit Mechelen belegd. De vensters alle met
glas, gevat in lood, gedicht en versterkt met wind-ijzers,
eischten voortdurend zeer veel onderhoud, van daar dat
men zich soms ook niet ontzag om een veroordeelde die
beboet moest worden, als boete op te leggen het doen
vernieuwen van een paar dier venstershorden met een
linnen laken bespannen dienden aan de zon-zijde en
gevlochten horden of verreires aan de buiten-raamzijde
langs het Kaats-hof ter beschutting.
Het groote leien dak, het vroeg bijna jaarlijksch eenig
onderhoud, in bijna elke jaar-rekening toch, zien wij dat
Jan of Aernd den Leijdecker de Zaal heeft gestoppet,
gedaeeket en verdecket so als dat costumelick is en
daartoe heeft verbesicht zooveel scaelgen en zooveel
leynaghelen en in de jaren 1383/5, 1468 9 en 1559,
is er telkens sprake van belangrijke herstellingen, zoowel
aan de kap zelve als aan hare goten, bebording en
beleiing, doch bij al die herstellingen of gedeeltelijke
vernieuwingen, werden steeds trouw de oude vormen en
hout-zwaarten gevolgd en daarin niets veranderd, alléén
verrieden de gebeeldhouwde neuten, onder de windschoren,