ENKLE BLADZIJDEN UIT DE GESCHIEDENIS, ENZ.
371
dan ergerlijke toestand, boven reeds meegedeeld, dat het
dak zóó doorregende, dat er een afdak in de Zaal moest
worden getimmerd, waaronder men bij regen bescherming
zocht, en dat er eene goot in de bevloering moest worden
gekapt, om het water ten hoofd-ingang te doen uitstroomen,
zoodat de trekkingen der Loterij er dan ook bezwaarlijk
meer konden plaats hebben, en deze met het daarvoor
gebouwde theater in 1855 uit de Zaal verdween. Reeds
in 1856 bij de behandeling van de begroeting voor Binnen-
landsche Zaken, drong Mr. W. Wintgens, in de zitting
der Tweede Kamer van den 3en December aan op herstel
der Zaal, waarop Minister G. Simons antwoordde„er zijn
reeds opnemingen gedaan, om de kosten te kunnen
berekenen, noodig om die Zaal waardig te herstellen,
zoodra die kosten geheel zullen bekend zijn, zal ik zeer
ernstig de middelen in overweging nemen, noodig om
ook het doel te bereiken, dat de geachte afgevaardigde
ons heeft voorgesteld.” Doch den 12^0 December d.a.v.
trad Minister Simons, die pas op 1 Juli van dat jaar zijn
portefeuille had aanvaard, reeds af, en van het voorge
nomen herstel kwam daardoor niets.
Eerst op de begrooting van Binnenlandsche Zaken
voor het dienstjaar 1861 werd door Minister Baron
S. van Heemstra uitgetrokken eene post groot 75.000
tot aanvankelijke herstelling der Zaal, terwijl Z. Exc.
voorts verklaarde, dat die som niet voldoende zou zijn,
maar de uitgave volgens deskundigen 120.000 zou
bedragen, waarmee het blijven bestaan van het gebouw
verzekerd zou zijn, en dat, „hoezeer geene bestemming voor
de Zaal hebbende, zij Zaal moet blijven, zoo na mogelijk
in den toestand waarin zij oorspronkelijk is geweest”
Was de .Minister, met die woorden zijn begrootings-
post voor het herstel der Zaal toelichtende, op dat
oogenblik volkomen ter goeder trouw had hij inderdaad