372 ENKLE BLADZIJDEN UIT DE GESCHIEDENIS, ENZ. Zie bijlage II, welke Rose’s Memorie volledig teruggeeft, zooals zij nog in originale berust in het archief van de Kon Acad, van Wetenschappen te Amsterdam. Deze Memorie toont op het duidelijkst, dat hij niet het minste begrip van onze Middeneeuwsche Bouwkunst had. nog geen bestemming voor de Zaal? had hij inderdaad het. voornemen om de Zaal te doen blijven, zoo na mogelijk in den oorspronkelijken toestand? hoe rijmt zich dat dan met het feit, dat er toen met voorkennis des Ministers reeds een plan ter uitvoering gereed lag, waarbij van dien oorspronkelijken toestand der Zaal niets meer zou overblijven, dan een gedeelte harer vier muren een plan, waarvoor zelfs een model was gemaakt dat de Minister kende en dat wel degelijk uitging van eene bepaalde bestemming der Zaal. In Rose’s Memorie toch, aan den Minister gericht in April 1861 en door dezen gezonden, aan de Kon. Academie van Wetenschappen in antwoord op haar adres, dato 13 Maart 1861 aan den Koning gericht, staat „De bestemming van de Zaal is indertijd met Zijne Excellentie de Minister van Binnenlandsche Zaken over wogen geworden, en bij de wisseling van gedachten bleek het wenschelijk te zijn voor verschillende doeleinden, zoo wel tijdelijk als later voor een meer blijvende inrichting dat de Zaal met kolommen wierdt ingericht, zonder welke die oogmerken hoogst onvolledig bereikt zouden worden”.1) En in zijn rapport nader aan den Minister uitgebracht, dat omstreeks Juli 1861 in druk verscheen, leest men op bladzijde 29: „Het was Uw verlangen, dat de Zaal in hare nieuwe gedaante voor groote vergaderingen, con gressen, muziekuitvoeringen, tentoonstellingen enz. geschikt zoude zijn; door uwe Excellentie werd niettemin mijn verzoek toegestaan, dat zij tevens als eene eere-zaal zou

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1905 | | pagina 393