ENKLE BLADZIJDEN UIT DE GESCHIEDENIS, ENZ.
373
worden ingericht, althans dat het werk zoodanig werd
uitgevoerd, dat zij in lateren tijd daarvoor kon worden
geschikt gemaakt.
„In die Zaal zoude dan alles kunnen verzameld worden,
wat den Nederlander aan zijn roemrijk voorgeslacht zoude
herinneren. Reeds aanstonds zouden daarin verschillende
voorwerpen, met de geschiedenis van ons vaderland
nauw verbonden, en beelden van beroemde Nederlanders
kunnen worden bijeengebragt.”
Hieruit blijkt, dat de Minister inderdaad volkomen door
zijn bouwmeester was ingelicht, eene Zaal wenschte
geschikt voor congressen, tentoonstellingen, enz., goed
vond dat zij eene eere-Zaal tevens zou zijn, en wist, dat
zij met kolommen zou worden ingericht of was Z. Exc.
misschien naïf genoeg, om heusch te meenen, dat hij
bij die variëteit van bestemmingen, gerust kon zeggen,
ik heb eigenlijk geen bestemming voor de Zaal, naïf
genoeg ook om te meenen, dat het maken van eene
ijzeren kap rustend op twee in de Zaal te plaatsen Kolom-
reien, volstrekt geen inbreuk deed aan het oorspronkelijk
karakter dier Zaal? ik geloof van ja, want hij had
een onbepaald vertrouwen in zijn bouwmeester, die hem
verzekerde, dat de Zaal juist daardoor zou erlangen
„het vlugge, ligte en sterk rijzige geheel in den geest
der 13de eeuw, in plaats van de gebrekkige kromme
lijnen der oude eiken kap, zwart bruin en zelfs somber
zwart van kleur, terwijl het ijzer dat zooveel duurzamer
en minder kostbaar is, geverwd kan worden overeen
komstig het karakter, dat men aan de Zaal verlangd te
geven” (eigen woorden uit Rose’s memorie).
's Ministers verklaring had het gevolg, dat de voorge
stelde post ad 75000 tot herstel der Zaal, met eene
meerderheid van één stem, 33 tegen 32, den 3osten
November i860 door de Tweede Kamer werd aangenomen;