ENKLE BLADZIIDEN UIT DE GESCHIEDENIS, ENZ. 377 na spant viel, hij in de vergadering der Eerste Kamer op 28 Dec. i860 uitdrukkelijk verklaard had, geene architectonische kennis hoegenaamd te bezitten, overtuigde nu zich zelf door eigen aanschouwing van den stand der zaken, (zich dus stellend in de plaats der deskundigen door de Kamer verlangd) en overlegde met zijnen Bouwmeester, wat te doen? Rose wist den Minister aantetoonen, dat de slooping reeds te ver gevorderd was, (den 16e Mei, dat is 2 dagen na ’s Ministers opname, was men nog bezig met de spanribben of oplangers wegtebreken, en waren nog slechts de leijen en de bebording verdwenen) en niet meer gestaakt kon worden, en dat, mogt de Minister zulks desniettemin wenschen, de aannemer een eisch tot schadevergoeding van fl 80.000 kon doen gelden, (het geheele werk was aanbesteed voor ƒ7103840. een eisch z.i. volkomen billijk en gerechtvaardigd en op grond dier overweging nu, werd het werk niet geschorst, maar krachtiger voortgezet zelfs en besloten aan Kamer leden en verdere belangstellenden de gelegenheid te geven, om, hoezeer zij zulks niet zonder gevaar konden doen, zich persoonlijk op ladders van den slechten en verganen toestand van de oude kap te overtuigen. Ende alzoo geschiedde het. De hoop door alle vrienden der Zaal gekoesterd, dat de tusschenkomst der Tweede Kamer haar nog zou doen behouden, die hoop verviel, sneller en krachtiger dan ooit dreunden nu de mokerslagen, spant en de Zaal zij veranderde in een puinhoop. Scherper en pittiger dan ooit werden de artikelen van Vosmaer in den Spectator, verontwaardiging sprak uit bijna eiken regel tevergeefsch was alle moeite, tever- geefsch ook het denkbeeld van de Koninklijke Academie van Wetenschappen, om den brief haar 10 Mei gezonden

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1905 | | pagina 399