378
ENKLE BZADZIJDEN UIT DE GESCHIEDENIS, ENZ.
door J. A. Alberdingk Thijm, „ten einde toch maatregelen
te nemen, welke leiden kunnen tot afwending der gevaren,
waarmêe de Hollandsche Koningszaal bedreigd wordt” in
druk te doen verschijnen, tevergeefsch was mede het
bezoek van eene Commissie door die Academie afgevaardigd
bij den Ministerde Heeren Baron Sloet van de Beele
en Bakhuizen van den Brink werden op denzelfden dag,
14 Mei, waarop de motie tot schorsing in de Tweede
Kamer werd aangenomen, door Z.Exc. met de meeste
welwillendheid en vertrouwelijkheid ontvangen, maar, de
zaak was beslist, aan schorsing viel niet te denken.
„Waartoe ook om jl 80000 schadevergoeding te mogen
gevenvoor het toegestane geld is geen houten kap te
maken, deze zou het vierdubbele kosten”. Zij stelden de
benoeming eener Commissie van deskundigen voor, en
noemden zelfs enkle namen „maar verdienen die
personen dan meer vertrouwen dan de Rijksbouwmeester?”
vroeg de Minister, en de Commissie ging heen, overtuigd
dat de Zaal verloren was, namens haar, werd daarop den
toestand der kap nog opgenomen door den kapitein-
ingenieur D. Bordes, en een zorgvuldig onderzoek ingesteld
in de oud-Grafelijke rekeningen op het Rijksarchief alhier
aanwezig, doch dit alles had nu geen zakelijké waarde
meer en was nog slechts van historisch belang.
Geen wonder dat daarop het Gids-artikel van 16 Sept.
1861, verscheen „Een Minister en zijn Bouwmeester”
onder ’t pseudoniem Robrecht van Peene.
De Landsbouwmeester Rose had inderdaad het pleit
gewonnen, de oude Zaal, zij was verdwenen, en de
nieuwe Zaal, de Zaal-Rose, het Walhalla, waarvan hij
droomde, was nu in vollen opbouw; intusschen had hij
Men vindt het Rapport door die Commissie uitgebracht
in deel VI, jrg. 1862, van de Verslagen en Mededeelingen der
Koninklijke Academie van Wetenschappen.