384 ENKLE BLADZIJDEN UIT DE GESCHIEDENIS, ENZ. Dit geschiedde op initiatief van den Heer Peters. Zie Haagsch Jaarboekje 1896 v. w. pag. 29. Red. Departement van Binnenlandsche Zaken. Eindelijk trok de Vereeniging die Haghe, welke 30 September 1890 hoogst bescheiden begonnen, steeds in beteekenis was toegenomen, zich haar lot aan en noodigde in November van het jaar 1894 een I5'tal belangstellenden uit, zich tot eene Commissie te willen vormen ten einde te overwegen, wat er gedaan zou kunnen of moeten worden, om de aloude Zaal weder in eere te doen herstellen. De daartoe uitgenoodigden namen die opdracht aan, benoemden uit hun midden Graaf C. van Bylandt tot Voorzitter en Mr. J. E. Heeres tot Secretaris, alsook eene Sub-Commissie, die het 't een voudigste en ’t afdoendste oordeelde, de Zaal te doen opnemen onder onze Historische Gedenkteekenen, voor wier onderhoud en herstel jaarlijks gelden op de begroeting van het Departement van Binnenlandsche Zaken beschikbaar worden gesteld. Dat denkbeeld vond bij allen instemming, en van daar dat de Commissie zich nu dato 7 Mei 1895 met een adres (Zie bijlage III.) tot Hare Majesteit de Koningin-Regentes wendde, met verzoek de Groote Zaal onder onze Historische Gedenkteekenen te doen rang schikken. Dat adres had tengevolge, dat de Minister van Binnenlandsche Zaken, Mr. .S. van Houten, op advies van zijn Referendaris voor de afd. Kunsten en Wetenschappen op de begrooting van zijn Departement voor het dienstjaar 1896 bij het artikel Historische Gedenkteekenen, „eene post uittrok groot fliooo.— voor het maken van een plan tot eventueel herstel der Grafelijke Zalen”. De zaak was dus blijkbaar gered? ’t zij verre. „De Grafelijke Zalen” in die begrootings-post bedoeld, zij bestonden in de Groote Zaal met het daaraan sluitend woon-gebouw van Graaf Willem II, den Roomsch-Koning, en zij behoorden

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1905 | | pagina 406