387
ENKLE BLADZIJDEN UIT DE GESCHIEDENIS, ENZ.
Zalen waren bezet, waren in dienst, in de Groote Zaal
stond nog steeds het oud-archief van Binnenlandsche
Zaken, het Gerechtshof zetelde nog steeds in het Rol-
gebouw met bijbehooren, op welks bovenste etage zich
het Notarieel archief bevond; het gebouw bezuiden tegen
de Groote Zaal aangebouwd was in gebruik bij den
Procureur-Generaal van het Hof en diende verder tot
woning voor den Concierge en voor een bode van dat
Hof, het gebouw benoorden tegen de Hof-zaal aangebouwd,
diende tot bureaux voor de Staats-Loterij en voor een
der afdeelingen van het Departement van Waterstaat en
de kelders, zij ware mede alle in gebruik, deels als werk
en bergplaats voor de knecht der Landsgebouwen, deels
als turf-bergplaatsen en ter bewaring van afgietsels. Niet
minder dan vier Departementen toch, dat van Binnen
landsche Zaken, dat van Financiën, dat van Justitie en
dat van Waterstaat, hadden hier werkelijk lokalen in
gebruik, overal was er dus belet, zooal niet verzet en
bijna nergens had of kreeg de Commissie voor haar
onderzoek direct de noodige vrijheid van doen en laten.
Toch bracht dat onderzoek reeds spoedig aan het licht,
den hoogst gevaarlijken en ten deele zelfs bouwvalligen
toestand van de beide kelders onder de Groote Zaal,
inzonderheid van den vóór-kelder; de gewelven van dien
kelder toch, door de pijler-fundeeringen van Rose’sWalhalla
doorbroken, waren nu ten overvloede belast met het
archief van Binnenlandsche Zaken, eene belasting, waarop
zij volstrekt niet berekend waren, zoodat afdoende voor
ziening hier in de eerste plaats noodig bleek. Dat archief
kon en mogt echter niet verdwijnen, voor en aleer het
nieuwe archief-gebouw op het Bleijenburg was gebou wd,
was voltooid en volkomen droog geacht werd, eene kwestie
van enkle jaren dus, en slechts met moeite werd vergund
dien vóór-kelder te ontlasten en die papier-massa in het