389
ENKLE BLADZIJDEN UIT DE GESCHIEDENIS, ENZ.
ongestoord
de Minister
jaren 1899, 1900 en 1901 was het toegestane bedrag telkens
groot fl 30.000 voor 1902 echter fl 106.000, voor
1903 fl 125.000, voor 1904 fl 145.000, w.o. inbegrepen
de meubileering der Zaal en voor het jaar 19057/55.000,
tot heden dus te zamenfl 523.000.—
Bij het herstel van de werkelijk hoogst interessante
overwelfde XIIIdeeeuwsche kelders onder de Groote
Zaal, bleek reeds spoedig, dat, wilde dat herstel afdoende
waarde erlangen en die kelders weder tot hun volle recht
kunnen gebracht worden, alsdan de gemetselde fundamenten
verwijderd moesten worden, welke Rose ten behoeve van
de ijzeren kolommen zijner Zaal, precies zooals ’t viel,
door de kelder-gewelven met hun bogen en steunpunten
had heen gebroken en aangebracht, doch, daaruit volgde
dan ook onafwijsbaar, dat al die ijzeren kolommen met haar
bogen en de geheele ijzeren bekapping die er op rustte,
uit de Groote Zaal moesten verdwijnen, en de oude houten
kap herplaatst zou moeten worden.
Het was dus inderdaad het beteekenisvolste moment
tijdens de geheele restauratie, toen deze zaak beslist
moest worden; om die beslissing echter niet te overhaasten
en daardoor in den aanvang reeds het eind-doel in
gevaar te brengen, was de Commissie zoo gelukkig een
tusschenweg te vinden, waardoor het afdoend herstel
van den vóór-kelder verzekerd werd en voorloopig althans,
omtrent het lot der ijzeren Zaal-vulling en de herplaatsing
der houten bekapping nog geene beslissing behoefde
genomen te worden en dan ook niet genomen werd. Al
die eigenaardige moeilijkheden en bezwaren, zij hebben
zeer veel tijd gekost en de afdoening buitengewoon
vertraagd, het scheen wel, of alles wat er nu eenmaal
in die oude lokalen zat of lag er maar liefst voor altijd
wou blijven zitten of liggen, hoe dan ook, zoodat
van Waterstaat heel wat geduld en lijdzaamheid