ENKLE BLADZIJDEN UIT DE GESCHIEDENIS, ENZ.
391
nergens, zooals in het Rol-gebouw, een volledig dertiende
eeuwsch raam; blijkens de rekeningen, zijn al de XHIde
eeuwsche baksteen-ramen der Zaal in 1395 in Drakenfelder
berg-steen vernieuwd, en deze, naar mate de Zaal werd
ingebouwd, uitgebroken en dichtgemetseld, alleen in den
zuidelijken gevel is nog het bovengedeelte van zoo’n
cruus-cazijn in bergsteen teruggevonden, en dien overeen
komstig zijn nu al de ramen der Zaal gemaakt. De na
de verwijdering van het groote trap-portaal in 1806 in
den voorgevel herplaatste beide spitsboog-ramen, zij werden
mede vervangen door segmentboog-ramen als in de
zijmuren, van welke segmentbogen onder de pleisterlaag
binnen de Zaal, nog de aanzetten werden teruggevonden.
Al die ramen kregen als voorheen weder venster-zitten,
zijn gedicht met glas in lood en voorzien van onder-luiken,
terwijl in den oost- of binnenplaats-gevel de raam-openingen
werden gedicht, omdat zij aldaar blijkbaar eerst in
lateren tijd waren aangebracht. De muren der Zaal
werden geheel afgebikt en waar noodig hersteld, de
muraal-zuilen ter plaatse der kap-spanten herplaatst en
aangemetseld en daarna al het muurwerk opnieuw
bepleisterd. De vloer werd herlegd op hare vroegere
hoogte en de houten trap aan de zuid-oostzijde der
Zaal toegang gevende tot de Rol-zaal of tot de gewezen
Gerechts-zaal, door eene breede steenen trap vervangen
en aan dat trappen-huis zijn oude ramen teruggegeven en
daarin het gemetseld XVde eeuwsch gewelf waar noodig
hersteld. Bij de afbraak der tegen de Zaal staande hooge
gebouwen, werden de kelder-ruimten teruggevonden van
de beide uitbouwingen aan het begin der Zaal vroeger
aanwezig, namenlijk ter weerszijden ééne bij het eerste
muur- of raam-vak; die uitbouwingen zijn daarom weder
opgetrokken en sluiten nu met hare, beneden den weer
gang gehouden, bekapping tegen de zaal-muren aandat