392
ENKLE BLADZIJDEN UIT DE GESCHIEDENIS, ENZ.
zij den welstand van het zaal-gebouw zouden verhoogen,
dit kan ik niet beamen. De bestrating van het Binnen-hof
schijnt in verloop van tijd van lieverlede niet weinig
verhoogd te zijn, voor zooveel de ligging der rails en die
der omringende gebouwen zulks toeliet, is die bestrating
nu langs de Groote Zaal verlaagd, en langs hare zuid
zijde in verband met den al-ouden kelder-ingang aldaar,
een wolfskuil aangebracht ter diepte van i M1.
Daar de Zaal bestemd werd om na hare voltooiing te
dienen voor de vereenigde Zittingen van de beide Kamers
der Staten-Generaal, en speciaal voordez.g.n. „Opening
der Kamers”, eischte zulks allerlei voorzieningen van
bizonderen aard, wier oplossing nu juist niet precies voor
de hand lag de eerste dezer voorzieningen was het
maken eener ruime tribune, geschikt zoowel voor de pers,
als voor gereserveerd en owgereserveerd publiek, met
afzonderlijke toegangen. Ten einde de Zaal daardoor niet
al te veel te ontsieren, werd deze tribune aangebracht
langs den voorgevel en zóó gemaakt, dat zij uiteenge
nomen, opgeborgen en als ’t noodig was herplaatst kon
worden; door de beide trap-torens heeft men zoowel
van buiten af, als van uit de Zaal toegang tot die
tribune, die is ingericht voor 24 zitplaatsen. De volgende
niet minder lastige voorziening was het maken en
plaatsen der troon. Die troon met haar podium of ver
hoogd grondvlak, zij behoorde feitelijk te staan op het
einde der Zaal midden voor de groote en daardoor dan
gedekte schouw, doch overwegingen van zeer bizon
deren aard, deden de Commissiën voor de huishoudelijke
aangelegenheden der beide Kamers besluiten, om die troon
te doen plaatsen tegen den zuidelijken zijgevel der Zaal,
in het midden, van een muur- of raam-vak, welk raam
dus met een gordijn gesloten moest worden. Bij dien
stand der troon, het centraal-punt tijdens de plechtige