ENKLE BLADZIJDEN UIT DE GESCHIEDENIS, ENZ.
393
opening der Kamers, wordt nu in de Zaal, waarin juist door
haar groote indrukwekkende overkapping de midden- of
lengte-as zoo sterk domineert, in strijd met die richting,
de geheele plechtigheid gegroepeerd om eene korte wille
keurige dwars-as, die in geen enkel zaal-deel steun vindt
dit moge nu misschien eigenaardig zijn, voor de diplo
maten, de genoodigden en voor hen die op de tribune als
toeschouwers de plechtigheid zoodoende van terzijden of
overdwars kunnen zien, doch uit een esthetisch oogpunt
is het een misstand, en mist de plechtigheid daardoor
den grootscheren indruk, die zij zou maken bij eene
plaatsing van de troon op het einde der Zaal.
Het is dan ook te hopen, dat men alsnog daarop moge
terugkomen, waartegen praktisch te minder bezwaar is,
omdat het geheele ameublement verplaatsbaar is en ook
de vloer-tapijten voor beide gevallen kunnen dienen.
In verband met deze bestemming der Zaal, werd langs
den voet der ommuring eene eiken lambrizeering aan
gebracht en daarboven Deventer wand-tapijten opgehangen,
gedekt met een omgaand tapijt-fries; de venster-zitten
werden belegd met kussens, de ramen gedicht met ondoor
zichtig gebrand glas en eene centrale verwarming aan
gelegd, waarvoor achter den midden-kelder, onder
de zaal de noodige ruimte kon worden gevonden en
ingericht.
Tevens kwamen de beide uitbouwingen aan het begin
der Zaal nu uitmuntend te stade; de noorder-uitbouw
toch, werd bestemd tot een vertrek voor de Koninklijke
Familie, waarin deze, na afloop der troonrede, zou kunnen
toeven, tot het gevolg weder in de rijtuigen had plaats ge
nomen, en het rijtuig van H. M. vóór was de zuider-
uitbouw werd bestemd tot eene wachtkamer voor de
Heeren Ministers. Binnen de Zaal werd bovendien vóór
den hoofd-ingang, onder de tribune, nog een ruim eiken