ENKLE BLADZIJDEN UIT DE GESCHIEDENIS, ENZ. 394 tocht-portaal geplaatst, en tegen de blokkeels bij elk der groote spanten een wapenschild aangebracht. Het adres, dato 7 Mei 1895 aan Hare Majesteit de Koningin-Regentes gericht, om de aloude Zale in eere te willen doen herstellen, dat adres heeft inderdaad doel ge troffen, breeder en ruimer zelfs, dan zij die het onderteeken- den en waarvan velen reeds ter eeuwige ruste zijn gegaan, zulks hadden kunnen of mogen denken, en ruim negen jaar later, den aosten September 1904, was het de jonge Koningin zelve, welke als het ware de Zaal kwam openen en inwijden. De ramp, welke haar in 1861 trof, toen Rose haar tot een Walhalla herbouwde, die ramp werd, hoe vreemd het ook klinke, inderdaad haar redding op ’t eind. Juist die moord, op haar toen gepleegd, heeft een diepen indruk gemaakt op het toen, ten opzichte van zijn waardevolste bouwwerken, nog zoo naïf onwetend Neder land. Was de Zaal toen inderdaad ter goeder trouw behandeld en hersteld, zóó goed zelfs, als zulks mogelijk was bij de weinige kennis, die men destijds nog had van onze Mid- deneeuwsche bouwkunst, dan was zij inderdaad te vroeg gerestaureerd geworden, en daardoor op verre na niet zóó, als zij had kunnen en mogen eischen trouwens, zij was toen ter weerszijden nog volkomen ingebouwd, had dan haar zij-ramen en haar weergang moeten missen, had uit behoefte aan licht groote dak-ramen moeten krijgen, die niet op haar t’huis behoorden, had haar contreforten en muren toen nog allerwege verzwakt door schoorsteenen, privaten en kasten, welke men in die zijgebouwen niet kon missen, zoodat, hoe ook opgevat of uitgevoerd, met of zonder talent, zij toen inwendig, niet tot haar volle recht had kunnen gebracht worden. Uitwendig bovendien nog voor drie vierde onzichtbaar

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1905 | | pagina 417