ENKLE BLADZIJDEN UIT DE GESCHIEDENIS, ENZ.
395
en inwendig een ieder, die niet bepaald deskundige was
en dus trots dat alles, toch haar waarde wist te schatten,
een ieder tegenvallend, zou zij wellicht evenzeer het lot,
een archief-depöt te mogen worden, niet zijn ontgaan, om
dan, afgesloten voor elk bezoeker of belangstellende, voor
goed te zijn vergeten.
Neen, Rose’s misdaad, is feitelijk geworden een tot’/daad
ten haren opzichte.
Daardoor toch is zij beginnen te leven in onze literatuur,
en kreeg zij, voor 't eerst bijna, beteekenis en waarde in tal
van oogen en in tal van hoofden, die vroeger nog nooit over
haar gedacht hadden, zij kreeg tal van vrinden zelfs, die
zij voorheen nooit gekend had en die nu in verontwaar
digden en in kernachtige taal haar stille schoonheid en
haar roem gingen verkondigen, de glorie van de ter dood
gebrachte.
Nederland, dat zoolang achtereen zijn eigen Monumenten
had vernield, zonder dat iemand er zich aan stoorde of er zich
om bekreunde, het werd nu eindelijk eens een oogenblik
wakker bij Rose’s moord, doch het dutte al heel spoedig weer
in, omdat het nog geen leider had, die het leerde zien,
waardeeren en behouden, en toen die leider eindelijk
kwam, vatte hij helaas zijn taak op met eene te forsche
hand en niet altijd met die fijne tact, die zoo dikwerf
noodig is, om pienschen, welke wel het goede willen, maar
het vaak zelf niet kunnen vinden, zóó te leeren zien en
zóó te doen handelen, als kwam de daad uit hun zelf
voort. De leider liep voor velen bovendien ook veel te hard,
en liep daarbij niet zelden iemand onderste boven, en
zoodoende kwam er een stil en soms ook luid verzet,
ten koste dikwijls van hetgeen behouden moest worden.
Dat zelfde stille en luide verzet, het uitte zich mede in
de afstemming van de begrootings-post, waarmede Minister