F.NKLE BLADZIJDEN UIT DE GESCHIEDENIS, ENZ.
399
BIJLAGE I.
13 Maart 1861.
Aan den Koning.
Sire
(Adres in zake de Zaal, door het Oudheid
kundig Genootschap te Amsterdam,
gericht aan Z. M. Koning Willem III).
De edelmoedige belangstelling waarvan Uwe Majesteit
meer dan eens heeft doen blijken, ten opzichte van het
Koninklijk Oudheidkundig Genootschap, dat het voorregt
heeft in zijn Doorluchtigen Beschermer tevens zijn mede
oprichter te vereeren, doet ons de vrijheid nemen de
aandacht Uwer Majesteit een oogenblik in te roepen over
eene zaak die naar ons bescheiden oordeel van hoog gewigt
is op het gebied der Vaderlandsche Kunst en geschiedenis.
Het Koninklijk Oudheidkundig genootschap heeft met
groote voldoening kennis genomen van het Besluit Uwer
regering, Sire, om de zoogenaamde Loterij-zaal op het
Binnenhof, in de residentie, te doen herstellen. Het
Genootschap koesterde de hoop, dat of de beschikbare
geldmiddelen eene volkomen herstelling in den waarschijn-
lijkstcn oorspronkelijken toestand, zouden veroorloven.
Of dat men de beschikbare som, hoe betrekkelijk klein
ook, alleen zou aanwenden, om verder verval van het
hoogst belangrijk gebouw te voorkomen; althans te beletten,
dat zelfs het inwendige der Groote Zaal verder aan regen
en wind ten prooi was.
Maar tot onze teleurstelling en diep leedwezen is bij
de aanbesteding der dus genaamde herstelling, openbaar
geworden, dat men zich gereed maakt de kunstige houten