ENKLE BLADZIJDEN UIT DE GESCHIEDENIS, ENZ.
402
BIJLAGE II.
(Memorie gericht aan den Minister door
den bouwmeester W. N. Rose).
De wijze hoe oude gebouwen moeten hersteld worden
is reeds eene oude strijd, die tusschen oudheidkundigen
en kunstenaars gevoerd wordt, en die zich telkens her
nieuwd, zoodra over een dergelijk vraagstuk eene oplossing
moet gevonden worden.
De Oudheidkundigen verlangen eene restauratie, vol
komen overeenkomstig met hetgeen bestaat of bestaan
heeft, en willen dat daar volstrekt niet van afgeweken
zal worden. Ik spreek niet van diegeene die zelfs wenschen
dat het nieuwe zooveel mogelijk een oud voorkomen zal
erlangen.
De Kunstenaars daarentegen wenschen dat de ver
nieuwing alleen dan zal worden uitgevoerd, wanneer het
voorwerp een historische of kunstwaarde bezit.
De historische waarde mag tweeledig zijn; vooreerst
als herinnerende aan belangrijke en vereerende voor
vallen uit de geschiedenis van het land waartoe dat
voorwerp behoort; of wel, wanneer het als een gewigtige
bijdrage tot de geschiedenis van de kunst kan beschouwd
worden. Heeft geen van beide gevallen plaats, dan nog
kan de aesthetische waarde zoo groot zijn, dat het werkelijk
voor de kunst een verlies zou wezen indien de zaak
verloren ging.
Memorie van Toelichting omtrent het plan
van herstelling van de Groote Zaal op
het Binnenhof te ’s-Gravenhage.