E1NKLE BLADZIJDEN UIT DE GESCHIEDENIS, ENZ.
4°3
Maar buitendien, voegt hierbij de geest van het Neder-
landsche volk nog eene andere voorwaarde, zonder welke
zij moeijelijk hare toestemming zal geven; namelijk dat
het gerestaureerde voor eenig gebruik vatbaar kan geacht
worden. Hiervoor is wel wat te zeggen, vooral in die
gevallen, die betrekking hebben op gebouwen, want het
is niet te ontkennen dat zulke herstellingen doorgaans
vele duizende guldens vorderen.
De groote zaal, ook wel door het Publiek Loterij-zaal
genoemd, mist althans wat de kap aanbelangt, bijna alle
die voorwaarden. Wij zullen trachten dit zoo beknopt
mogelijk aan te toonen.
Ten eerste is de kap niet oud, want zij draagt het
jaarmerk van 1621 of 1631. De zamenstelling van de
kapspanten is een zoodanige, die de Duitschers een
Hollandsche kap noemen, zooals die in de 17e en 18e eeuw
algemeen en in de 19e eeuw nog niet zeldzaam bij ons
vervaardigd wordt.
Zijn nu die kappen in de 13e eeuw ook op die wijze
uitgevoerd? dit zou dienen bewezen te worden, ik ken
daar geen enkel voorbeeld van, en het komt mij ook niet
waarschijnlijk voor, ten ie waren de kappen, die groote
ruimte moesten overspannen, zoogenaamde hang-kappen
waarvan de constructie op een ander beginsel berustte,
en ook daardoor een andere vorm bezaten, de sierlijke
Engelsche kappen uit de middeneeuwen kunnen daarvoor
tot voorbeeld strekken. In Duitschland was zelfs in het
begin dezer eeuw de Hollandsche kap nauwelijks bekend.
Was de Hollandsche kap uit de 13e eeuw afkomstig, dan
moest die bij de Bouwhut te Utrecht bekend geweest
zijn, en in het boek zijn opgenomen, en bijgevolg
onmogelijk aan de Hoofd-bouwhut te Straatsburg onbekend
blijven, zoo iets zou strijdig zijn met de instelling der
vrijmetselarij. Men kan nu daartegen een menigte ver-