ENKLE BLADZIJDEN UIT DE GESCHIEDENIS, ENZ.
4°9
de aloude Zale in eere te herstellen en zooveel mogelijk
terug te brengen in den toestand, waarin ze zich na haar
voltooiing bevond.
Om tot dit doel te geraken, komt het den onderge-
teekenden voor, dat de Groote Zaal moet worden opge
nomen onder de historische monumenten, waarvoor de
zorg aan het Departement van Binnenlandsche Zaken is
opgedragen. En inderdaad, wanneer iets verbazing mag
wekken, dan is het wel dit, dat de Groote Zaal tot dusver
niet is gerangschikt onder de historische gedenkteekenen
of de gebouwen die oudheidkundige of kunstwaarde
hebben. Terwijl toch, door het geheele land, tal van
soms minder belangrijke en niet aan den Staat behoorende
gebouwen, en zelfs hier in ’s-Gravenhage de aloude
Voorpoort van het Grafelijke Hof, in die kategorie zijn
opgenomen, werd tot heden het hoofdgebouw van datzelfde
Hof, het historisch gedenkteeken bij uitnemendheid, het
gebouw waarmede, ook wat kunstwaarde betreft, schier
geen ander in Nederland is te vergelijken, die eere niet
waardig gekeurd
Het is daarom dat de ondergeteekenden zich met den
diepsten eerbied tot Uwe Majesteit wenden, met de bede
dat het Uwe Majesteit moge behagen, de Groote Zaal
op het Binnenhof te ’s-Gravenhage te rangschikken onder
de historische gedenkteekenen, voor welker onderhoud
jaarlijks op de begrooting van het Departement van
Binnenlandsche Zaken gelden beschikbaar worden gesteld.
Zij richten die bede tot Uwe Majesteit met volle ver
trouwen, wetende hoezeer de eer en de roem van het
Nederlandsche volk en de grootsche herinneringen zijner
historie Uwe Majesteit ter harte gaan, en ten volle over
tuigd op Uwer Majesteits instemming en sympathie te
mogen rekenen, waar zij den wensch uitspreken dat
eindelijk een verzuim worde hersteld, hetwelk, werd het