EEN EEUW GENEESROMMEL. 41 anno ’74; doch onze inspecteur is niét geraadpleegd. Zoo gaat het met alles. Als het kind wordt verwaarloosd, komt er niet veel van terecht. Waarom klaagt men dan? Thans belooft men zich gouden bergen van de Gezondheidswet, door het K.B. van drieëntwintig juni 1902, Staatsblad 120, éen augustus d.a.v. van stapel geloopen. Op dien dag zijn de zeven inspecteurs eervol ontslagen (de adjuncten waren reeds vroeger gestald) en de geneeskundige raden met hun secretarissen aan den dijk gezet. Vier hoofd-inspecteurs treden op, ieder met ’n staf van zestien inspecteurs, waarvan vier toe zien op de volksgezondheidde besmettelijke ziekten en de zaken rakende de hygiëne van bodem, water en lucht; vier op de artsenijbereidkunst en op de levens middelen, en acht op de volkshuisvesting. In Den Haag zetelt de hoofd-inspecteur dr W. P. Ruysch, die ’n wakend oog houdt over Zuidholland en Zeeland. Wellicht bromt de lezer over dit lange artikel; daarom ten besluite nog wat oude haagsche historie. Reeds vóór eeuwen heeft men getracht kreupelen, gebochelden, door engelsche en andere ziekten misvormden min of meer recht van lijf en leden te maken. Koning Lodewijk, „verlicht despoot” als hij zich voordeed, wilde dergelijken misdeelden de vestiging in het koninkrijk ontzeggen, ja zelfs 'n langdurig verblijf verbieden; hij verlangde hen naar de koloniën overtebrengen, hun het leven aldaar gemakkelijk te maken en huwelijken tusschen zoodanige schepselen te beletten. Voorzeker geen halve maatregel, in allen gevalle minder bar dan de „kraakmethode”, die door ’n fermen druk en dito ruk den krommen rug recht maakt. Op ’n andere manier handelde Johann Georg Heine, die van ’29 ’38 het „buitenpaleis” aan den Scheevelinger- tol, sedert 1888 Huygenspoort, bewoonde. Hij is drieën-

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1905 | | pagina 49