42
EEN EEUW GENEESROMMEL.
J) Zie Dl Tijdspiegel van april 1933 en Elzevier 1903.
twintig april 1770 geboren te Lauterbach, in Wurtemberg’s
Schwarzwald; had „zinnigheid"’ in smidswerk; werd
leerling bij ’n messensmid en vormde zich op ’n tien
jarige rondreis als instrumentmaker. Toen in 1798 de
medische faculteit van Wurzburg ’n instrumentmaker
voor zich in het Juliushospitaal zocht, werd hij te Berlijn,
waar hij zich bevond, alszoodanig aanbevolen en in 1802,
na den overgang van Wurzburg aan Beieren, univerziteits-
instrumentmaker en -bandagist. Uit eigen aandrift bezocht
hij de lessen in anatomie en operatieleer en gaf in 1807
uit ’n „Systematisches Verzeichniss chirurgischer Instru-
mente, Bandagen und Machinen”, die hij bereid was zelf
te vervaardigen. Hij vond verscheiden naar hem genoemde
instrumenten uit, die hem in ’24 den titel bezorgden
van demonstrator der orthopaidie aan de univerziteit en
assessor der medische faculteit. Van regeeringswege
werd hem gelegenheid gegeven ’n orthopaidische genees-
inrichting te openen onder de hooge bescherming van
koningin Caroline van Beieren, zoodat z’n stichting den
naam voerde van „Carolinen-Institut”. Toch, op de hoogte
van ’n wèlverdienden roem staande en door het drukke
bezoek van het instituut in goeden doen verkeerend,
liet hij zich door de levendigheid en de onrust van z’n
geest op zijpaden voeren. Hij geloofde, ook voor inwendige
ziekten, ’n nieuwe geneeswijze gevonden te hebben,
berustend op aderlaten, mosterdpappen en zweeten, doch
vooral op omslagen en baden. De laatsten trokken hem
als het grootste arcanum bijzonder aan. En zoo ont
moeten wij hem in ’28 te Scheveningen op het pas-geopende
badhuis. WunderschönHij doet z’n instituut over aan
z’n neef-behuwdzoon Bernard Heine, koopt de huizinge
Hessenhof of Buitenrust aan den Scheevelinger tol