DE HAAGSCHE SCHILDERKUNST IN DE 19EEEUW.
Een vrij volledig beeld van de Haagsche schilderkunst
in de 19e eeuw biedt ons de verzameling in het Gemeente
museum der hofstad aan. Er zijn leemten aan te wijzen
van enkele uitverkorenen is het ter verzameling aanwezige
eene minder gelukkige proevedoch alles bijeengenomen,
kan men zeggen, dat onze Haagsche kunst daar te aan
schouwen is in de verschillende tijdperken, welke zij van
1800 1900 doorleefd heeft.
Ofschoon in iedere stad of gemeente kunstenaars zich
vestigen of gezeten zijn, kan men toch gerust beweren,
dat Amsterdam en ’s-Gravenhage steeds de meeste
beoefenaren der schilderkunst tot zich gelokt hebben. De
trek daarheen was steeds zeer sterk bij hen. En met
reden. Niet alleen oefenen de daar aanwezige musea
groote aantrekkingskracht uit, maar ook de rijke ver
zamelaars, die er wonen, de Academies, die er sinds
eeuwen gevestigd zijn, het onderling verkeer der bent-
genooten dit alles verklaart in voldoende mate de
voorkeur, welke onze schilders aan steden als Amsterdam
en den Haag steeds geschonken hebben en nog schenken.
Wat biedt ’s-Gravenhage daarbij geene schilderachtige
omgeving aan. Haar mooi aangelegd bosch, haar bekoorlijk
Scheveningen, de machtige zee, die studiebron onzer
schilders ziedaar zoo vele beweegredenen voor een
artist om de hofstad tot woonplaats te kiezen.
Nu was bij het ontluiken der 19e eeuw de rol, welke
onze vaderlandsche kunst vervulde, al zeer weinig beteeke-
nendzij ging toen diep gebukt onder het verval, waarin