52
slag van
DE HAAGSCHE SCHILDERKUNST IN DE I9E EEUW.
Van Hodges ziet men bij vele familiën nog tal van portretteli,
die zeer uitvoerig geteekend en geschilderd zijn. Hodges behoorde
ook tot de Commissie, welke, na de herstelling van den Neder-
landschen Staat, de ons door de Franschen ontroofde schilderijen
uit Parijs teruggehaald heeft.
Nederlandsche kunstbroeders uit. 2) Doch van lieverlede
groeide en rijpte intusschen het buitengewoon talent van
J. W. Pieneman (Abcoude 1779 Amsterdam 1853).
Zonder zich zoo dadelijk te kunnen onttrekken aan den
invloed der Fransche overheersching op kunstgebied, vond
deze begaafde man toch van lieverlede in de natuur zelve
zijne kracht, en sterkte zich tevens door de studie van
onze groote meesters uit de 17e eeuw.
Pieneman was weliswaar geen Hagenaar, maar hij heeft
van 1815 1820, als bestuurder van het Koninklijk Kabinet
van schilderijen, in den Haag gewoond en aldaar her
haaldelijk langen tijd vertoefd, wanneer hij portretten
van de Koninklijke familie schilderde. Toen dus onze natie
na 1815 herleefde, daagde er van zelf ook een betere
tijd voor onze kunstenaars opde kunst haalt slechts
bij vrede en welvaart ruim adem.
Naast Pieneman, den vermaarden schilder van den
Quatrebras en dien van Waterloo, onderscheidde
zich ook C Kruseman (Amsterdam 1797 1857), die
in 1831 den slag van Bautersen schilderde en levens-
groote Bijbelsche tafereelen schiep, welke zijn talent van
groepeeren en zijne groote studie van het menschbeeld
in volle mate deden waardeeren.
In het landschap was het bovenal J. Kobell, (Utiecht
1782 Amsterdam 1814) die de goede overleveringen
der geniale zeventiend’eeuwers deed voortleven. Van
Potter, dien Kobell vereerde en bestudeerde, trachtte hij
zich de groote hoedanigheden eigen te maken. Kobell
slaagde daarin en werd nu en dan de evenknie van zijn