DE HAAGSCHE SCHILDERKUNST IN DE I9E EEUW. 53 beroemd model. Op die wijze baande hij den weg voor Schelfhout, Van de Sande Bakhuijzen, Waldorp en B. J. van Hove, die eenige jaren later in den Haag van zich begonnen te doen spreken. Intusschen bloeide de historische kunst hier slechts voor eene poos en niet altijd op de gelukkigste wijze. Tijdens C. Kruseman zich in den Haag gevestigd had, behoorden David Bles, Bakker Korff, L. A. Vintcent, J. C. Elink Sterk, J. Ehnle, J. H. en J. Ph. Koelman, H. F. C. ten Kate en B. de Poorter tot zijne leerlingen. Deze allen werden door den enthusiasten meester, die destijds in ons land grooten naam had, voor de historische kunst opge kweekt. Kruseman zelf, die beurtelings in Italië en in Holland woonde, wijdde zich ten slotte vooral aan het samenstellen van tafereelen uit het leven van Jezus. Zijn „Johannes de Dooper”een B F van Hove' reusachtig doek, heeft jaren lang deel uitgemaakt van de kunstverzameling van Koning Willem II. Terwijl nu C. Kruseman zijn naam populair zag worden, deden de twee reeds genoemde jonge Haagsche schilders, die later deken van het kunstenaarsgild werden, van zich spreken. Het waren Andreas Schelfhout (16 Februari 1787 19 April 1870) en Bartholomeus Johannes van Hove (28 October 1790 8 November 1880), die, beide in de leer bij den decoratieschilder van den Haagschen schouwburg Breckenheimer, buitengewonen aanleg aan zeldzame werkkracht paarden.

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1905 | | pagina 64