DE HAAGSCHE SCHILDERKUNST IN DE 19E EEUW.
54
Bart van Hove, zoo als de bentgenooten hem in den
omgang noemden, schilderde op de uitvoerige en nauw
keurige wijze van dien tijd, stadsgezichten met overvloedige
stoflage, en muntte vooral uit als schilder van tooneel-
decors. Enkele der door hem geschilderde en in gebruik
gebleven tooneelschermen wekken nóg steeds de bewon
dering op. Bart van Hove omringde zich door leerlingen,
die hem In zijn decoratieschilderwerk behulpzaam waren.
Dat medewerken onder de leiding des meesters had het
voordeel dat de leerlingen ongezocht kennis maakten
zoowel met de onderscheidene bouwstijlen en landstreken,
die in aanschouwing moesten worden gebracht, als met
den aard der kleederdrachten van verschillende tijdvakken
en landen. Tot dien groep leerlingen behoorden: J.
Bosboom, S. L. Verveer, P. Vertin, Leickert, Huib. van
Hove, J. H. Weissenbruch, Rosier Faassen (de vermaarde
tooneelspeler) en vele anderen, die in de schaduw ge
bleven zijn.
Omstreeks dien zelfden tijd vestigde Andreas Schelfhout
in 1815 de aandacht op zich met een Vijver in het Haagsche
Bosch bij winter. Men vond eene frischheid en levendigheid
in dit opkomend talent, die hem al dadelijk de belangstelling
der toongevende kenners verzekerden. Ofschoon Schelf
hout groote vereering voor zijne beroemde voorgangers
koesterde, ging de natuur zelve hem toch boven alles.
Wel bleef hij getrouw aan de traditie, om elke schilderij
rijk te stoffèeren en het met allerlei bijwerk te sieren,
maar toch getuigde zijn frissche opvatting van zuiverder
natuurnabootsing dan men bij zijne onmiddellijke voor
gangers waarnam. Het geheel was kunstig en glad ge
penseeld en vol bezienswaardige details. Zijn vruchtbaar
talent, zijne buitengewone vlugheid in het schilderen,
gepaard met groote fantasie, gaven het aanzijn aan eene
ontelbare reeks schilderijen en teekeningen, die gretig