57 DE HAAGSCHE SCHILDERKUNST IN DE I9E EEUW. Waldorp weet in zijne stille en woelende waters in het bijzonder partij te trekken van de toevallige lichten en krachtige wolkschaduwen, welke men zoo vaak op rivier of zee waarneemt. Zijne mooie luchten spiegelen zich zoo natuurlijk op de dartele, doorschijnende golven. De jonge Haagsche schilders uit dat tijdperk verzuimden niet des avonds naar het ontkleed model te teekenen, boven het korenhuis op de Prinsegracht. Toen later, in 1839, de Academie een eigen gebouw aan de Princesse- gracht kreeg en een geschikten directeur zocht, vond men dien in den Belgischen kunstschilder Jacob Joseph Eeckhout, die sedert 1831 in den Haag gevestigd was en als figuur- en historieschilder destijds een goeden naam verworven had. Eeckhout schilderde groote historische tafereelen, zooals „de afstand van Jacoba van Beieren” en „de dood van Prins Willem I”Hij had de Regenten-vergaderzaal van het Hofje van Nieuwkoop op de Prinsegracht tot atelier. (Later vestigde zich daar Huib. van Hove met zijne talrijke leerlingen, en daarna werd het Pulchri Studio’s zetel). Eeckhout was geen baan breker, maar volgde met talent den stroom dier dagen. Zijne leerlingen, Jolly, Bernhard en Gretzer hebben geenerlei spoor achtergelaten. Doch weldra lokte de romantiek tot het uitbeelden van dichterlijke voorstellingen, pittoreske genre-tafereelen en woeste onderwerpen uit. Victor Hugo, Lamartine, Chateaubriand, De La Vigne met hunne middeleeuwsche romans, drama’s en gloeiende gedichten, sleepten de beeldende kunstenaars in hun poëtischen stroom mede. Men droomde slechts van ridderkasteelen, van minne zangers, van schakingen, van Esmeralda’s, van middel eeuwsche burchtvrouwen, kortom van alles, wat met een dichterlijk waas overtogen was. Alles, tot zelfs een bedelaar, moest er schilderachtig uitzien. Ook deze nieuwe

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1905 | | pagina 68