DE HAAGSCHE SCHILDERKUNST IN DE I9E EEUW. 58 S. L. Verveer. anderen vastgehouden naar pittoreske voorwerpen, naar scherpe contrasten, leidden al spoedig tot verwaarloozing van strenge teekening, van wel overdachte samenstellingen van degelijke vastheid in het coloriet. Doch weldra bekwam men van die roes, en zoowel eigen ontwikkeling als het voorbeeld van een krachtiger ras van jongeren temperden de gebreken der eérste romantiek. Bosboom erkent dit zelf in zijne belangwekkende autobiographic, welke in 1891 als inleiding van den catalogus voor de tentoonstelling van een aantal zijner opvatting zou uit Frankrijk naar hier worden ingevoerd. Nuijen, Schelfhout’s leerling, gaf daartoe den eersten krach- tigen stoot. Het is verwonderlijk, welk eene verandering en wending Nuyen door zijn voorbeeld aan de opvatting van bijna al de andere jeugdige kunstenaars gegeven heeft. Nuyen (1813 1839), was op eene reis door Frank rijk bekend geworden met de nieuwe opvatting, welke ginds onder den invloed van De la Croix, Isabey en anderen heerschte, en bracht haar vol geestdrift naar hier over. Huib van Hove, S. L. Verveer, Ch. Rochussen, J. Bosboom, W. Schmidt (de Delftsche) en L Moulijn werden hare talent- volle vertegenwoordigers. Zij maakten zich los van de oude richting, door Pieneman Sr., Schotel, J. B. van Hove en en wierpen zich in de armen der jonge, vaak bandeloos rondzwervende schoone. Uitsluitende zucht naar eene schitterende kleur,

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1905 | | pagina 69