DE HAAGSCHE SCHILDERKUNST IN DE I9E EEUW.
59
zwaarmoedigheid. In zijne
van ontel-
heerscht
werken verscheen. „Al verviel men langs dien weg,'’
schrijft hij, „in gekleurdheid en opgesmuktheid, vaak ont
aardende in chic, er ontsproot daaruit later een meer
verstandig zoeken naar verlevendiging van coloriet, ver-
hooging van effect, vermeerdering van relief. Hierin werd
Waldorp een wegwijzer voor velen. Van zijne schilderijen
op de Tentoonstelling te Brussel in ’45 getuigde dan ook
Victor Joly, een bekend criticus: „Dans les marines de
eet artiste vous ne trouverez ni le fracas de coloris,
ni les excentricités auxquels se livrent les apótres de
telle ou telle école, mais une vérité calme et profonde,
pleine de force et de réalité. Devant les tableaux de
Waldorp l’esprit étonné oublie et l’art et Eartiste”. Daar
moest het heenmaar over het algemeen was het con-
ventioneele nog te zeer ingeworteld, was affectatie en
chic nog te veel in de mode om niet dan langzamerhand
overwonnen te worden en plaats te maken voor degelijker
opvatting.”
Zoo verloste ook Nuyen’s gezond verstand hem weldra
van die eerste overdrijving en
strand-, haven- en stadsgezichten, wentelende
bare vlug geteekende en getoetste stoffage,
over het algemeen die zelfde heldere toon en die waar
heid van koloriet, welke sinds eeuwen de kenmerken onzer
vaderlandsche kunst waren. In dit alles overtrof hij zijne
tijdgenooten.
Terwijl de jongeren de romantiek met geestdrift en
hartstocht inhaalden, verliet de directeur der Haagsche
Teeken-academie, de schilder Eeckhout, de hofstad en werd
opgevolgd door den heer J. E. J. van den Berg, die
boven alles de hooge vereering van lijn en vorm predikte.
Hij was een leerling der Antwerpsche Academie geweest,
had tal van jaren in Italië gestudeerd en was een vurig
aanbidder van de voortbrengselen der Grieksche kunst.