6r
DE HAAGSCHE SCHILDERKUNST IN DE I9E EEUW.
teekenen naar het naakt, waren het artisten als Waldorp,.
Nuyen en Vintcent, die nog veelmaals op de banken
neerzaten om van de studie te blijven profiteeren. In
latere jaren is ten deze veel veranderd, zoo zelfs, dat
sommige onzer hedendaagsche meesters beweren, dat eene
teekenacademie weinig noodig is voor aankomende be
oefenaars der schilderkunst. Wat mij betreft, ik ben steeds
hoogen prijs blijven stellen in den bloei en de verdere
uitbreiding dezer instelling en heb daarom op later leeftijd,
gedurende eene reeks van jaren, als lid van het bestuur
onzer Teekenakademie, naar vermogen daartoe medege
werkt. En ik blijf beweren, dat teekenen naar de beste
modellen der oudheid, het gedurig zien van deze en het
teekenen naar het levend model zeer verre is te ver
kiezen boven het nalaten daarvan. Ten bewijze voer ik
o. a. aan, dat de beste kunstenaars onder onze tijdge-
nooten in het buitenland, onverschillig in welk geval, en
ook bij eene latere meest vrije toepassing hunner reeds
vroeger gemaakte studiën en verkregen kennis, de door
slaande bewijzen leveren, dat de grondslag hunner ont
wikkeling berust op die studie. En zoo die overtuiging
daar niet heerschte, waarom zouden dan Kunst-Academies
en bijzondere ateliers daar zóó talrijk zijn, zóó gezocht
en zóó geroemd?”
Bosboom was dus in velerlei opzicht een geestverwant
van den directeur Van den Berg, den aanbidder der
klassieke kunst en verkondiger der leer, dat zonder
ernstig wetenschappelijken grondslag geen waarachtig
kunstwerk tot stand komt. Vereerder van David, volgeling
en bewonderaar van Ary Scheffer’s diepzinnige, ascetische
compositiën, vond Van den Berg zijn hoogste kunstgenot
in de antieken.
En toch, zoo ooit de leerlingen van eenig atelier de
waarheid bewezen hebben van het Chassez Ie nature/, it