65
DE HAAGSCHE SCHILDERKUNST IN DE I9E EEUW.
J. Bosboom.
aan de
van een Bakhuijzen en Schelf-
gaf hij in dien uitvoerigen trant menig fraai
van
H. A. de Bloeme (’s Gravenhage 1802— 1867, leerling van
J. W. Pieneman) en P. D. van der Burgh. Daar sluiten
zich aanJ. Bosboom, A. J. Offermans (grootvader van
Tony, een vlijtig landschapschilder), L. A. Vintcent,
A. F. Dona, C. C. A. Last, vruchtbaar en vaardig steen-
teekenaar, Huib. van Hove, J.
Hari, W. J. J. Nuyen, Salomon
Verveer, H. J. B. Jolly, J. H. en
J. Ph. Koelman, David Bles, Her
man Ten Kate, A. H. Bakker Korff,
J. C. d’Arnaud Gerkens, begaafd
teekenaar, W. A. van Deventer,
talentvol zeeschilder, S. Altmann,
portretschilder, L. Hanedoes, ver
dienstelijk vertolker van het Gel-
dersch landschap en J. B Tom,
bijna allen illustratiën onzer schil
derschool.
De laatste, J. B. Tom (Boskoop
1813—1894), deed zich als een
degelijk dierenschilder kennen. Vasthoudende
ouderwetsche opvatting
hout,
geschilderd, frisch motief. H. van Ingen (in Amerika
overleden) en Johan Daniël Koeleman (’s Gravenhage
1831 1857) waren Tom’s leerlingen. Met zijn grooten
aanleg en buitengemeene vruchtbaarheid had Daniel
Koelman een zeer groot kunstenaar kunnen worden.
Na 1846 zien wij eene jongere phalanx van kunstenaren
met het eeremetaal begiftigen, wier naam voor het meeren-
deel populair geworden is, als Pieter, Johannes en Kees
Stortenbeker, een drietal broeders uit een artistiek gezin,
die zich zeer onderscheiden hebbende eerste als ijverig
en talentvol dierenschilder, de tweede als vernuftig en
5