<66
DE HAAGSCHE SCHILDERKUNST IN DE I9E EEUW.
smaakvol decoratie-schilder, de derde als vlug en handig
schilder van stillevens en vogels.
Tot die bekroonde leerlingenschaar behoorden nog:
en Thijs Maris, Tom Cool,
C. Bisschop, Jacob, Willem
J. W. F. Kachel, Paul Tétar van Elven, Taco Scheltema,
Ph. Sadée, Julius van de Sande
Bakhuijzen, Fridolin Becker, die
zich geheel aan het onderwijs
gewijd heeft; F. Kaemmerer,
wiens fijne en elegante kunst
zich te Parijs aan de uitbeelding
van cokette figuren uit het Direc
toire wijdde.
Voorts: B. J. Blommers, J.
Mesker, J. H. Otterbeek, J. C.
H. Klinkenberg, W. Koelman,
H. Boos, P. J. Windt, P. Haax-
man, wiens ragfijn penseel zich
in het uitvoerig weergeven van
p. stortenbeker. stoffen vermeit; W. A. A. Liernur,
F. Jansen, een portretschilder van talent, M. Bauer, een
etser van groot talent en een aquarellist die het Oosten
in al zijn licht en schittering uitbeeldt.
De meeste dezer artisten genoten het onderwijs van
den in de vormenkennis doorkneden van den Berg, wien
zoo menigeen nog dankbaar is voor de goede lessen,
welke deze uitnemende man uitdeelde. Al bleef de
pittoreske zijde der kunst bij hem te veel op den achter
grond, en was zijne vereering voor den vorm en den
omtrek ook te uitsluitend, de Academie-leerlingen konden
er slechts voordeel bij genieten.
Intusschen wenschten bestuurderen het wetenschappelijk
onderwijs ten behoeve der aanstaande bouwkundigen te
verbeteren. Men wilde de oude instelling meer naar de