67 DE HAAGSCHE SCHILDERKUNST IN DE I9E EEUW. behoeften des tijds uitbreiden. Hiertoe werd in 1859 overgegaan, en keurde men het ontwerp voor de aan staande „Academie van Beeldende Kunsten en Technische Wetenschappen te ’s-Gravenhage” goed. De Academie breidde haar programma aanmerkelijk uit en schonk nu vooral aan de wetenschappelijke vakken eene ruime plaats. Toen in 1861 de hoofdleeraar van den Berg overleed, werd hij opgevolgd door J. Ph. Koelman (11 Maart 1818 16 Januari 1893), die zich met hart en ziel aan zijn taak wijdde. Koelman bleef der instelling in hare achtereen volgende gedaanteverwisselingen steeds getrouw, haar o.a. verrijkende met groote, vernuftig door hem samen gestelde anatomiebeelden. Koelman, die o. a. door het boetseeren van zijn Van der Werf-standbeeld alom bekend is, bleef tot 1888 directeur der Academie en heeft tot den bloei en de uitbreiding der Academie ontzaglijk veel bijgedragen. Eenige jaren later, bij de invoering van de Wet op het middelbaar onderwijs, werden de wetenschappelijke Vakken weder losgelaten. Doch daarentegen wist Koelman het onderwijs zoodanig in te richten, dat er gelegenheid werd gegeven om zich te bekwamen voor het examen van leeraar in het teekenen bij het Middelbaar Onderwijs. Eerst klopten er alleen mannelijke, doch later ook vrouwelijke leerlingen aan. Wat zou men doen? Den kunsttempel ook voor vrouwelijke kweekelingen open zetten? Er werd gewikt en gewogen, en in het algemeen belang besloten, vrouwelijke leerlingen toe te laten. Ja zelfs ging men nog verder, en bepaalde, dat het aan vrouwelijke leerlingen geoorloofd zoude zijn, gezamenlijk met mannelijke leerlingen de lessen bij te wonen. De Academie heeft alle reden om zich over dien maat regel te verheugen, want onder hare zeer talrijke vrouwe-

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1905 | | pagina 78