I
DE HAAGSCHE SCHILDERKUNST IN DE I9E EEUW.
70
van Schoone Kunsten ook
werd in de residentie eene onderneming op touw gezet,
welke de bevordering van schoone kunsten en weten
schappen ten doel hadde Maatschappij van Schoone
Kunsten, in het gebouw, waarin tegenwoordig het gym
nasium gevestigd is. Haar werkplan omvattehet teekenen,
schilderen, steendrukken en graveeren op allerlei wijzen,
het uitgeven van prachtwerken, plaatdrukken als anderzins.
In het Jaarboekje van „Die Haghe” (1898), heeft de
heer M. Henriquez Pimentel eene uitvoerige beschijving
van de opkomst, den bloei en den spoedigen val dezer te
weelderig opgezette Maatschappij gegeven, zoodat deze
stichting, welke slechts vier jaar het leven kon behouden,
hier zeer vluchtig behoeft te worden vermeld. De
bekwame en smaakvolle houtgraveur Henry Brown, een
Engelschman, was als directeur der houtgraveerschool
daaraan verbonden. Aan die houtgraveerschool waren
als leerlingen geplaatst: Elchanon Verveer, Joh. van
Hove, Johan Kachel, J. Weissenbruch, J. Minningh, J.
Cortjes, J. F. Stam, N. W. van Hulst en A. P. Steup,
Mari ten Kate, Lansberg, Reigers, Bachofner, Jacobson,
La Blanche, Langenhuijzen, de Groot, Meiners, Van Seben
en Kruijt.
Brown vervaardigde toen o.a. de platen voor de pracht
uitgave van Tollens’ Overwintering der Hollanders op
Nova-Zembla, naar de teekeningen van J. E. J. van
den Berg.
Doch ging de Maatschappij
spoedig ten onder, ééne uitgave, welke zij stichtte, in
den aanvang onder redactie van H. E. J. van Weerden,
De Kunstkroniek, heeft zich van 1840 tot op heden weten
te handhaven, al is door haar ook tot levensbehoud
het rad van fortuin te baat genomen. Die Kunstkroniek
en de destijds met haar verwante Maatschappij van
Schoone Kunsten met de houtsneeschool van Brown,