DE HAAGSCHE SCHILDERKUNST IN DE igE EEUW. 73 De twee laatsten waren Franschen: de eerste een broeder van den destijds hier aan de opera verbonden baryton; de tweede schilderde hier kopieën van Rembrandt’s meesterstukken. Stroebel, die aanvankelijk leerling van Bart van Hove was, en later zich onder Huib's leiding stelde, bleef aan de opvatting en de eigenaardige keuze van zijn vriend Huib getrouw. Zonder zich in later tijd aan nieuwere inzichten te storen, zette hij zijne Regenten en familie stukken met het éénige zonnetje tegen den wand, op zeer verdienstelijke wijze voort. Bisschop (1828 Leeuwarden) zocht nieuwe banen, al bleef ook het weergeven van schitterende lichtwerkingen zijn hoogste streven. Voor zijne oogverrukkende tegen stellingen van kleur en toon ontdekte hij gelukkigerwijze Hinlopen, dat hem schatplichtig geworden is. De dood ontroofde ons Maurits Leon op 27-jarigen leeftijd, toen hij met zijn „Ontwinding der wetsrol” zoo overtuigend zijn grooten aanleg bewezen had. Ook Scheeres, die nog slechts getoond had, een handig navolger zijns meesters te zijn, werd weggenomen voor hij naar oorspronkelijkheid had kunnen dingen. Van Witsen onttrok zich van lieverlede aan de openbare mededinging, schilderde trouw voor zich zelven, en bleef een der warmste ver eerders van kunst en letteren. Von Seben, die eerst het genre zijn meesters navolgde, vestigde zich later in Brussel en wijdde zich aan de studie van het landschap. In dat zelfde atelier van Huib van Hove werkte ook Jakob Maris (1837—1899) als een aankomende jongen van 14, 15 jaar. Hij leerde er de romantieke licht- en bruineffecten, schilderde er trouw stillevens en andere studies en vestigde de aandacht op zich door de talent volle wijze, waarop hij alles op doek en papier weergaf.

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1905 | | pagina 84